zondag 31 mei 2015

Kanttekeningen bij het welvaartsevangelie aan de hand van Paul Barker (deel 2)

In deze vervolgbespreking van de belangrijkste conclusies van Paul Barker (PB) over de theologie van "the prosperity gospel" (p-g) gaat het over de noodzaak van een goed inzicht in Bijbelse theologie. Ik parafraseer PB’s betoog en het is daarom van belang dat de lezer zijn tweede blog ook zelf eerst leest. Kortgezegd verstaat PB onder het welvaartsevangelie (p-g) hier het volgende: “- the idea that Christians should expect the same kind of material blessing enjoyed by God's people in the Old Testament.”

-        Het thema van zegen begint al in het scheppingsverhaal. God zegent de dieren en de mens. Zegen is daar een uitdrukking van Gods gunst en van met Hem verbonden zijn. Het gaat hier om vruchtbaarheid en de mogelijkheid van het onderwerpen van- en heersen over de aarde.

-        Zegen heeft ook vaak betrekking op Gods bescherming en voorziening. We zien dit bij de zegen voor Noach, de begroeting van Boaz en bij de zegen van Aäron.

Definitie uit de literatuur: God overlaadt degenen met zegen die in harmonie met Hem zijn. Het belang van het thema zegen is besloten in haar betekenis als indicatie van de relatie die iemand met God heeft.

De zondeval
Het gevolg van de zonde en de uitwerkingen daarvan brengen het tegengestelde van zegen, namelijk vloek. De slang wordt vervloekt, de aarde wordt vervloekt, Caïn wordt verbannen van zijn grond en Noach vervloekt alle nakomelingen van zijn eigen zoon Cham.

De beloften aan Abraham
Het tij keert zich. De beloften aan Abraham worden een belangrijk thema. De beloften aan Abraham zijn erop gericht om de gevolgen van de zondeval om te keren en de schepping terug te brengen onder de zegen zoals die er was in Genesis 1.

1.     Abraham zal een groot nageslacht krijgen dat vele volkeren, zelfs de hele wereld tot zegen zal zijn. Talrijk als de sterren aan de hemel. Hierin zien we duidelijk de eerste scheppingszegen terug van de vruchtbaarheid.
2.     De nakomelingen van Abraham wordt ook (bij herhaling) een land beloofd, namelijk het land Kanaän (Genesis 15:18-21).
3.     Abraham zelf wordt onvoorstelbaar gezegend en is daardoor een zegen voor anderen.
4.     Het doel van de zegen aan Abraham reikt steeds verder. God gebruikt Abraham en zijn gezegend nageslacht om alle volkeren over de hele wereld te laten delen in die zegen.
 
Bovenstaande te onderscheiden beloften vormen tevens een geheel. Ze staan model voor de bedoelingen van God en daarmee voor het grote verhaal van de Bijbel, namelijk om de hele wereld te herstellen. Het thema van zegen moet binnen deze context begrepen worden. Speciaal dus voor de zegen voor andere volkeren.

Tegelijkertijd moeten we niet uit het oog verliezen dat zegen in essentie voortkomt uit de relatie met God. Gezegend worden heeft ermee te maken dat God iemand goed gezind is. Dit zien we telkens terug, bijvoorbeeld bij de roeping van Abraham, het huwelijk van Isaäk, het vertrek van Jacob naar Haran en bij Jacobs zegeningen voor zijn zonen op zijn sterfbed.
 
Deuteronomium 28
De zegeningen die we in Deuteronomium 18:1-14 vinden, komen voort uit de verbondsbeloften aan Abraham. De Sinaï-wetgeving voegt daar nieuwe ‘details’ aan toe en maakt duidelijk dat de beloften worden vervuld wanneer het volk Israël de wet gehoorzaamt.

Deze verzen spreken onmiskenbaar over aardse (niet slechts geestelijke) voorspoed en vruchtbaarheid. Maar ook dienen ze Gods bedoeling om zegen te brengen aan alle volkeren (vers 10). (Note PM: volgens mij blijkt dit helemaal niet zo duidelijk uit dit vers.)

Deze verzen zeggen ook iets over Gods gunst en de harmonie dit voortkomt uit de verbondsrelatie. "This blessing is not portrayed as a reward for keeping the law; it rests on God’s promise and is an automatic consequence of being in a relationship with him."

Het is ook van belang erop te wijzen dat de zegeningen collectief zijn. Ze komen toe aan een gehoorzaam volk. Als Israël gehoorzaam is, wil dat nog niet zeggen dat elk individu voorspoed beleeft, maar eerder het volk als geheel. De wetten die schulden kwijtscholden brengen een zegen, indien gehoorzaamd, namelijk in de vorm van radicale vrijgevigheid. Niet iedereen is daarin dus gelijk.

We moeten opmerken dat in het oude testament de relatie gehoorzaamheid versus voorspoed, die zo duidelijk naar voren komt in Deuteronomium 28, niet altijd behouden blijft – met name niet op individueel niveau. Job doorbreekt dit patroon. In Spreuken (30:8) en in Deuteronomium (17:14-20) wordt tegen rijkdom (van de koning) gewaarschuwd. Het optreden van zowel Elia als Jeremia zijn voorbeelden van trouwe Israëlieten die armoede leden ondanks hun getrouwheid. Ten slotte beperken de wetten van Mozes de opeenhoping van rijkdom en de profeten spraken zich vaak uit tegen misbruik daarvan.

In het oude testament is er weliswaar een aantoonbaar algemeen patroon dat een relatie legt tussen materiële zegen en Gods gunst, maar er zijn belangrijke kwalificaties te maken. Hoe moeten we deze dingen voor onszelf verstaan vandaag de dag? Dat bespreken we in een vervolg.  

Geen opmerkingen: