“Het was niet zijn nadenken over de Griekse of Joodse filosofie die Johannes tot zijn uitspraken over de goddelijkheid van de Logos dreef; het was de concrete, tastbare, menselijke ontmoeting met Jezus van Nazareth. Van die Jezus constateerde Johannes: Hij is de absolute weerspiegeling van God; Hij was voor de schepping bij God, en Hij is God. Van God de Vader onderscheiden, maar niet te scheiden dus.”
Anglicaans priester Jos Strengholt
C.H. Dodd on John's Prologue: "I was reading a bit of C.H. Dodd's classic,
The Interpretation of the Fourth Gospel, and came across this great, albeit lengthy quote regarding the Johannine prologue (John 1.1-18):"
In the case of the Prologue, I suggest that the true solution of the problem may be found if we take with the fullest seriousness the implications of the proposition, ὁ λόγος σὰρξ ἐγένετο, in the light of the whole story that follows. The Logos did not merely descend upon Jesus, enter into Him, or abide in Him. The Logos became the σάρξ or human nature which He bore. The life of Jesus therefore is the history of the Logos, as incarnate, and this must be, upon the stage of limited time, the same thing as the history of the Logos in perpetual relations with man and the world. Thus not only verses 11-13, but the whole passage from verse 4, is at once an account of the relations of the Logos with the world, and an account of the ministry of Jesus Christ, which in every essential particular reproduces those relations. 'The light shines in darkness'—that is a description of the created universe, in which pure reality is set over against the darkness of not-being: it is also a description of the appearance of Jesus on earth, as this evangelist sees it, and as he describes it in detail in the whole of his gospel. 'The darkness did not overcome it'—the world, in spite of the presence of non-divine elements in it, does not relapse into not-being, because light is stronger than darkness, reality and the good than unreality and evil. Similarly, the opposition to Jesus, even when it seemed to triumph in the crucifixion, failed to conquer Him. 'The real light that enlightens every man who enters the world' is to be seen in the universal mission of Christ, to draw all men to Himself, to gather together the scattered children of God. For that purpose He was in the world, but unrecognized by the world. As the Logos comes to men, who, as λογικοί (unlike irrational creatures, ἄλογα), are its proper home, but is not truly 'received' by them, so Jesus came to the Jewish people, His own people, and found no response. As those who admit the divine Logos, or Wisdom, to their souls, become sons of God, so Jesus gave to His to His disciples 'words of eternal life', and they were born again (283-84).
Hieronder de integrale tekst van de blogpost van Jos Strengholt uit 2009.
De apostel Johannes schreef een paar brieven, het boek Openbaring en het Evangelie van Johannes toen hij al wat op oudere leeftijd was. Tijdens zijn lange leven van dienst aan God en de kerk heeft hij veel kunnen nadenken over de enormiteit van de ervaring die hij had als jongeman. Drie jaar leefde hij dag-in dag-uit met Jezus; dat heeft zijn leven dramatisch veranderd. Wie was Jezus?
In de brief die wij 1 Johannes noemen, spreekt de oude bisschop van Efeze erover dat hij Jezus met eigen ogen zag, dat hij hem hoorde, dat hij hem aanraakte. (1 Joh. 1:1) Met die woorden onderstreept Johannes dat Jezus een mens was. In onze tijd zouden we daar niet zo’n nadruk op leggen, want aan de menselijkheid van Jezus twijfelt de moderne mens niet. Dat was anders in de tijd van Johannes; sommigen waren zo onder de indruk van Jezus en diens impact, dat ze beweerden dat hij goddelijk was zonder echt een lichaam te hebben gehad. ‘Kom op’, zegt Johannes, ‘ik heb Hem gevoeld, gezien, gesproken. Ik ben een ervaringsdeskundige: Jezus was zo vleselijk, zo tastbaar, als jij en ik.’
Johannes gebruikt in deze verzen overigens niet de naam Jezus, maar hij spreekt over het Woord, dat is in het Grieks, de Logos. Ook in zijn evangelieverhaal begint Johannes daarover. ‘In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.’ (Joh. 1)
Griekse filosofen zagen de harmonie in het heelal, en vroegen zich af hoe dat kon. Waarom was er ordening en geen chaos? Hun conclusie was dat het heelal door een Logos, een soort onpersoonlijke rationaliteit, werd bestuurd. Het Jodendom kende het idee van de Logos ook; de meeste Joden spraken Grieks, en wisten dat de Logos in de Griekse vertaling van hun Heilige Schrift werd gebruikt voor het Woord van God.
God is een sprekende God; als Hij spreekt, zijn Zijn Woorden dan anders dan Hijzelf? Ja, natuurlijk, je kunt het spreken van God onderscheiden van Hemzelf. Maar kan je die Woorden van Hem scheiden? Nee natuurlijk. God is wie Hij zegt dat Hij is, en wat Hij zegt, is een volkomen weerspiegeling van wie Hij is. Vandaar dat het Jodendom over het Woord van God soms als een aparte persoon spreekt, die wel heel dicht bij God staat. Lees bijv. Spreuken 8:27-30.
Het was niet zijn nadenken over de Griekse of Joodse filosofie die Johannes tot zijn uitspraken over de goddelijkheid van de Logos dreef; het was de concrete, tastbare, menselijke ontmoeting met Jezus van Nazareth. Van die Jezus constateerde Johannes: Hij is de absolute weerspiegeling van God; Hij was voor de schepping bij God, en Hij is God. Van God de Vader onderscheiden, maar niet te scheiden dus.
Voor de Griekse filosofen en de Joodse theologen was dit algemene spreken over de Logos nog wel te pruimen; ze waren het vast niet met Johannes eens, maar hij sprak in zekere zin toch hun taal. Totdat hij zei: het Woord is vlees geworden. (Joh. 1:14) De NBV zegt: het Woord is mens geworden, en dat vind ik een veel te aardige vertaling, niet rauw genoeg. Johannes wilde juist onderstrepen hoe vleselijk dat Woord werd.
Jezus was de vleeswording van God. Niet zoals de Griekse goden die soms de Olympus afkwamen om de mensen te plagen en weg te vluchten zodra het te moeilijk werd; God is echt mens geworden, om die menselijkheid voorgoed in zich op te nemen. God bleef ook niet verborgen achter het voorhang van de tempel om zijn volk aan hun lot over te laten; zo ervoer Israël zijn situatie. Neen, God trad naar buiten en kwam bij de mensen. ‘De Zoon van God werd een mens als wij, om mensen als ons tot kinderen van God te maken’, zei kerkvader Chrysostomos in een van zijn preken over Johannes 1.
Johannes kwam vast tot zijn wondermooie theologische gedachten met een glas wijn in de hand, maar zijn conclusies over wie Jezus is, zijn '
archimedische punt' voor zijn speurtocht is niet begonnen vanuit een Platonische filosofie met zijn prachtige algemene ideeën. Johannes begon zijn denken bij de concrete ontmoetingen met Jezus: in die ontmoeting ervoer hij de genade, de waarheid, de glorie van God.
Voor ons is het verstandig om de pelgrimsreis van het zoeken naar God aan te vangen bij de concrete ontmoeting met het vleesgeworden Woord. En onderweg vinden we God nooit ergens anders dan bij het Woord dat van eeuwigheid aan het hart van de Vader rust, bij de tastbare Jezus, de Jezus zoals aan ons geschilderd door de mannen die Hem hebben ontmoet. Hun leven en denken werd daardoor op de kop gezet. Kijk maar uit.